WWFT-lessen uit Bunq II

Waar ging het mis bij de bank en wat kunnen we daarvan leren?

Bunq behaalde onlangs voor de rechter wederom een overwinning op DNB. Daarbij werd de boete fors gematigd, maar bleken de meeste door de toezichthouder geconstateerde onjuistheden wel beboetbaar. Waar ging het mis bij de bank? Een korte analyse.

In Opnieuw uitspraak in WWFT-zaak Bunq tegen DNB hebben we kort de recente uitspraak van de Rechtbank in de (voor zover wij weten) tweede Bunq-zaak besproken. Bunq heeft die zaak deels gewonnen, vooral vanwege de door de rechter onevenredige verhouding tussen de geconstateerde feiten en de hoogte van de boete. Als we echter kijken naar de onjuistheden die DNB heeft geconstateerd, dan blijkt dat de rechter de toezichthouder op alle punten gelijk heeft gegeven.

Verificatie van UBO’s

De wet schrijft niet voor hoe de identificatie en verificatie van een UBO moet plaatsvinden, maar de gebruikte bronnen moeten daarvoor wel toereikend zijn. Een uittreksel uit het Handelsregister (van een rechtspersoon) waarin de bestuurders zijn vermeld is – uiteraard – niet voldoende. Gebruik bijvoorbeeld de statuten om vast te stellen wie de UBO is en verifieer de identiteit.

Bovenstaande geldt ten aanzien van alle UBO’s, niet alleen de UBO’s die betrokken zijn bij de transactie. Bij cliënten met een hoog risicoprofiel (in het geval van Bunq crypto- en trustbedrijven) geldt dit zo mogelijk nog sterker.

UBO-onderzoek met een online tool

Het gebruik van een online tool om buitenlandse UBO’s vast te stellen is op zichzelf niet voldoende. Bij verschillen tussen het eigen onderzoek en de resultaten van de tool zal nader onderzoek moeten worden verricht. Dit moet achteraf controleerbaar zijn en dus worden vastgelegd in het WWFT-dossier.

Voortdurende cliëntmonitoring

Uit het WWFT-dossier moet blijken hoe een risicoprofiel van een cliënt tot stand is gekomen en het profiel moet gedurende de relatie worden aangepast als daar aanleiding toe bestaat. Zaken als PEP-status, transactieprofiel, doel en aard van de zakelijke relatie en complexiteit van de structuur moeten daarbij worden bijgewerkt. 

Toestemming hoger personeel bij PEP

Bij het aangaan van een zakelijke relatie met een PEP is toestemming vereist van een lid van het hoger leidinggevend personeel: artikel 8, vijfde lid, aanhef en onder b, sub 1° Wwft. Zorg dat die toestemming blijkt uit het WWFT-dossier en dat het ook werkelijk een lid van het hoger leidinggevend personeel betreft. Het moet gaan om de dagelijkse beleidsbepalers (bestuur) of een leidinggevende persoon die direct onder de dagelijkse beleidsbepalers werkt.

Verscherpt onderzoek PEP

Verscherpt onderzoek naar PEP’s geldt te allen tijde voor alle PEP’s. In het geval van Bunq had ook onderzoek naar herkomst van vermogen en middelen moeten plaatsvinden bij PEP’s die niet of nauwelijks van hun betaalrekening gebruik hadden gemaakt.

Rechtbank Rotterdam, 14 augustus 2023 (publicatie 22 augustus 2023), RBROT:2023:7380