Identificatie van een natuurlijk persoon

Identificatie en verificatie van de identiteit volgens de WWFT

De eerste verplichting van het cliëntenonderzoek betreft de identificatie en verificatie van de cliënt. Daarnaast dient ook de uiteindelijk belanghebbende – de UBO – te worden geïdentificeerd en dient die identiteit te worden geverifieerd.

Wat dat laatste betreft; de verificatie van de identiteit van de UBO, bepaalt artikel 3 lid 2 onderdeel b WWFT dat redelijke maatregelen moeten worden genomen om zijn identiteit te verifiëren. Indien de cliënt een rechtspersoon is, moeten redelijke maatregelen worden genomen om inzicht te verwerven in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de cliënt.

UBO als leidinggevende

Indien de uiteindelijk belanghebbende lid is van het hoger leidinggevend personeel, moeten redelijke maatregelen worden genomen om zijn identiteit te verifiëren van de natuurlijke persoon die lid is van het hoger leidinggevend personeel. Dit is eigenlijk dubbelop, aangezien eerder in artikel 3 al is bepaald dat ten aanzien van elke UBO dergelijke maatregelen dienen te worden genomen.

Identificatie en verificatie in de praktijk

In de praktijk zijn identificatie en verificatie, hoewel twee verschillende begrippen, eigenlijk niet los van elkaar te zien. Bij de identificatie vraagt de WWFT-instelling gegevens over de identiteit van de cliënt. Bij een natuurlijk persoon kan onder meer gevraagd worden naar voornaam, achternaam, geboortedatum, adres en de woonplaats. Vervolgens dient de Wwft- instelling die gegevens te verifiëren of de door de cliënt verstrekte identiteit overeenkomt met zijn werkelijke identiteit. Volgens artikel 11 lid 1 WWFT dient die verificatie plaats te vinden aan de hand van documenten, gegevens of inlichtingen uit betrouwbare en onafhankelijke bron. Artikel 4 lid 1 van de Uitvoeringsregeling WWFT wijst de volgende documenten hiervoor aan:

  • een geldig paspoort;
  • een geldige Nederlandse identiteitskaart;
  • een geldige identiteitskaart die is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat en is voorzien van een pasfoto en de naam van de houder;
  • een geldig Nederlands rijbewijs;
  • een geldig rijbewijs dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat en is voorzien van een pasfoto en de naam van de houder;
  • reisdocumenten voor vluchtelingen en vreemdelingen;
  • vreemdelingendocumenten, afgegeven op grond van de Vreemdelingenwet 2000;
  • een voldoende betrouwbaar identificatiemiddel.

De opsomming van documenten in de Uitvoeringsregeling WWFT is niet limitatief. Dit betekent dat ook andere documenten, inlichtingen of gegevens kunnen worden gebruikt ter verificatie van de identiteit van de cliënt, mits deze uit ‘betrouwbare en onafhankelijke’ bron afkomstig zijn. Dit is uiteraard ter beoordeling van de instelling.