Open normen in de WWFT

Bij de totstandkoming van de WWFT heeft het ministerie van Financiën onderzocht hoe men een efficiënte implementatie van de derde anti-witwasrichtlijn in de nationale wetgeving kon bewerkstelligen Daartoe liet het KMPG onderzoek doen, resulterend in het het rapport: ‘Ontvangen signalen voor een efficiënte identificatie’ uit 2006´.

Uit dit onderzoek kwam naar voren dat instellingen veel moeite hadden met de gedetailleerde regelgeving voor het verrichten van een cliëntenonderzoek op grond van de WID. Instellingen vonden het bijvoorbeeld lastig om de identiteit van cliënten vast te stellen die niet in Nederland woonachtig of gevestigd zijn. Ook boden instellingen dienstverlening op afstand zonder dat sprake was van fysiek cliëntencontact. Mede door dit onderzoek heeft het ministerie van Financiën voor de implementatie van de WWFT geprobeerd open normen te creëren. Er wordt niet meer gewerkt met gedetailleerde regels, maar met open normen die aangeven tot welk resultaat het onderzoek moet leiden in plaats van op welke wijze. Dit wordt ook wel de principle based benadering genoemd.

Voorbeelden principle based benadering

De principle based benadering komt tot uitdrukking komt in artikel 3 lid 2 WWFT. In dat artikel is geregeld wat de instelling met het cliëntenonderzoek moet bereiken. Het artikel regelt onder meer dat de instelling de identiteit van de cliënt moet vast stellen en zijn gegevens moet verifiëren. Daarnaast moet ook het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie worden vastgesteld. De instelling is echter vrij om te bepalen hoe zij tot dit resultaat kunnen komen.

Een ander voorbeeld is artikel 11 WWFT. In dit artikel is bepaald dat de verificatie van de identiteit van de cliënt aan de hand van betrouwbare en onafhankelijke documenten moet plaatsvinden. In tegenstelling tot de oude WID wordt in deze bepaling niet gedetailleerd aangegeven met welke documenten de identificatie moet plaatsvinden.