WWFT-boete voor EY wegens te late melding transacties Vimpelcom

‘Er was op verschillende momenten sprake van belastende en zeer alarmerende informatie’

EY is door de rechtbank Amsterdam in een strafzaak veroordeeld tot een boete van 240.000 euro wegens het te laat melden van een aantal ongebruikelijke transacties. Het gaat om betalingen van in totaal 50 miljoen dollar. Volgens de rechter had EY de melding eerder moeten verrichten omdat er voldoende indicatoren waren.

EY was tot en met 2013 de externe accountant van Vimpelcom. Dit bedrijf, een Russische telecomprovider, werd verdacht van ambtelijke omkoping en valsheid in geschrifte rondom en na toetreding tot de Oezbeekse telecommunicatiemarkt. In de periode 2006 tot en met 2012 betaalde Vimpelcom via groepsvennootschappen steekpenningen aan een bedrijf dat eigendom was van de dochter van de president van Oezbekistan.

4G-licentie

In de zaak gaat het uiteindelijk om transacties 2011 en 2012, die in 2013 en 2014 niet of niet volledig zijn zijn gemeld als ongebruikelijk (artikel 16 WWFT). In totaal gaat het om circa 50 miljoen dollar. Een bedrag van 20 miljoen dollar wordt betaald aan een bedrijf in Oezbekistan voor een 4G-licentie, waarvoor naar Oezbeeks recht niet betaald hoeft te worden.

Melding ongebruikelijke transactie

In september 2014 verricht EY alsnog een melding ongebruikelijke transactie. Als redenen worden opgegeven:

  • de snelheid waarmee de licentie is verkregen (één maand);
  • het bedrag dat hiervoor is betaald, maar dat (gedeeltelijk) niet verklaarbaar is;
  • de nauwe betrokkenheid van (familie van) Oezbeekse functionarissen;
  • de geruchten van betrokkenheid van de cliënt bij omkopingsschandalen;
  • het ontdekken van meer ongebruikelijke transacties;
  • de lopende corruptieonderzoeken;
  • de verhullende wijze waarop transacties zijn vormgegeven;
  • het feit dat er geen prestaties tegenover de betalingen lijken te hebben gestaan.

Oordeel Rechtbank

De Rechtbank is van mening dat er bij EY aanleiding was om te veronderstellen dat zowel de transacties mogelijk verband hielden met witwassen. Er waren daarvoor voldoende indicatoren aanwezig. De transacties werden weliswaar door groepsvennootschappen verricht en niet door Vimpelcom, maar er was sprake van een nauwe betrokkenheid en samenwerking. Daarom moeten de transacties volgens de Rechtbank beschouwd worden als transacties van Vimpelcom zelf. EY was al geruime tijd op de hoogte van de transacties, voor een deel in 2011 en voor het andere deel vanaf februari 2014. De transacties hebben weliswaar plaatsgevonden voordat EY als instelling op 1 januari 2013 meldingsplichtig werd, maar ze zijn daarna nog herhaaldelijk onderwerp van gesprek geweest binnen het controlling team.

Melding was te laat

Het feit dat zaken werden gedaan met Oezbekistan, de transacties zelf en de berichtgeving in de media waren red flags. Voor de meldingsplicht is bovendien niet vereist dat de instelling zeker moet weten dat sprake is van witwassen. EY had als poortwachter de transacties onverwijld – binnen 14 dagen – moeten melden bij de FIU en heeft dat dus te laat gedaan.

Melding niet onvolledig

Het Openbaar Ministerie was van mening dat een van de meldingen die EY heeft verricht niet volledig was, omdat niet de namen van de betrokken vennootschappen waren opgenomen. De rechtbank gaat daar niet in mee. De WWFT eist dat de identiteit van de cliënt in de melding moet worden opgegeven en – kort gezegd – alle informatie die een onderzoek door de FIU mogelijk maakt. Maar volgens de rechtbank reikt de meldplicht niet zo ver dat ook alle namen van tussenpersonen, in dit geval de namen van betrokken offshore vennootschappen, opgenomen moeten worden in de melding aan de FIU. Ook in de Memorie van Toelichting staat hier niets over. Verdachte heeft de transactie gemeld en de omstandigheden op grond waarvan de transactie als ongebruikelijk wordt aangemerkt, waaronder dat er offshore vennootschappen zijn gebruikt. Deze informatie is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om voor de FIU als basis te kunnen dienen voor verder onderzoek.

Opzet bewezen

De Rechtbank acht bewezen dat de melding opzettelijk te laat is verricht. Bij EY waren diverse medewerkers op verschillende afdelingen en niveaus op de hoogte van de transacties en de ongebruikelijkheid daarvan. Desondanks heeft EY er gedurende lange tijd bewust voor gekozen de transacties niet te melden. Dit is opzet die is toe te rekenen aan EY als rechtspersoon.

Boete

EY wordt veroordeeld tot een boete van 240.000 euro voor het te laat melden van een aantal ongebruikelijke transacties. EY wordt vrijgesproken voor het niet tijdig melden van transacties vóór 1 januari 2013. Tot aan die datum lag de verplichting tot het melden van ongebruikelijke transacties bij de individuele accountant als natuurlijk persoon en pas per 1 januari 2013 is die verplichting uitgebreid naar de (accountants-)kantoren als vennootschap of rechtspersoon.

‘Tekortgeschoten’

De Rechtbank vindt het kwalijk dat EY, toen er op verschillende momenten sprake was van belastende en zeer alarmerende informatie, niet adequaat heeft opgetreden. ‘EY heeft als groot, professioneel, internationaal kantoor een voorbeeldfunctie. EY is bij de uitvoering van haar taken en het nemen van haar verantwoordelijkheid tekortgeschoten.’

Rechtbank Amsterdam, 15 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7570