Vragen blijven na WWFT-onderzoek: bankrelatie beëindigd

Strafrechtelijke verdenking kan een rol spelen

ABN Amro mocht de bancaire relatie beëindigen met twee broers die verschillende ondernemingen hebben en volgens de bank onvoldoende onderbouwing gaven van transacties betreffende leningen en beleggingen in Iran. Aanleiding voor het cliëntonderzoek was een politie-inval in het hotel van de twee broers. Deze zaak heeft media-aandacht gehad in onder meer het Financieele Dagblad; reden voor een uitgebreide bespreking op RadarLaw.

Twee broers bankieren al geruime tijd bij ABN Amro. Een van hen exploiteert een winkel in telecomapparatuur. In maart 2021 werd bekend dat de broers in hun eigen hotel zijn aangehouden in verband met een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen, hypotheekfraude en valsheid in geschrifte. Naar aanleiding van de media-aandacht startte ABN Amro een onderzoek en stelde veel vragen, waaronder vragen over boekingen op bankrekeningen, beleggingen in Iran, overmakingen naar Turkije en de waardestijging van het hotel. Er werden verschillende brieven en reacties uitgewisseld, maar ABN Amro besloot de bankrelatie met eisers te beëindigen vanwege onvoldoende antwoorden en documentatie, onacceptabele integriteitsrisico’s en het niet kunnen voldoen aan wettelijke verplichtingen. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar ABN Amro heeft hun bezwaren afgewezen.

Kort geding

Daarop stappen de broers naar de voorzieningenrechter. Zij eisen dat de bancaire relatie door ABN Amro wordt voortgezet en dat zij worden geschrapt van de CAAML lijst. Dit is een interne lijst van ABN Amro waarop de bank bijhoudt van welke cliënt zij afscheid heeft genomen in verband met WWFT-verplichtingen.

Redelijkheid en billijkheid

De voorzieningenrechter beoordeelt het geschil op basis van de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) en de relevante wetgeving, met betrekking tot de opzegging van de bankrelatie tussen de eisers en ABN Amro. Volgens artikel 35 ABV heeft de bank het contractuele recht om de relatie met een klant te beëindigen, maar dit recht is niet onbeperkt en een opzegging kan niet standhouden als de gevolgen daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.

Zorgplicht versus integriteit

Bij de beoordeling van de opzegging weegt de zorgplicht van de bank (artikel 2 lid 1 ABV) mee, waarin de bank de nodige zorgvuldigheid moet betrachten in haar dienstverlening en het belang van betalingsverkeer voor de klant moet meewegen. Anderzijds hebben de eisers de verplichting om mee te werken aan het cliëntenonderzoek van de bank (artikel 2 lid 2 ABV) om te voldoen aan regelgeving zoals de Wet financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (WWFT). De eisers moeten misbruik van de diensten van de bank voorkomen en activiteiten vermijden die de reputatie van de bank en de betrouwbaarheid van het financiële stelsel kunnen schaden.

Strafrechtelijke verdenking kan een rol spelen

Een verdenking van een strafbaar feit op zichzelf is volgens de rechter onvoldoende om een bankrelatie te beëindigen, maar kan meewegen bij de beoordeling van integriteits- en veiligheidsrisico’s.

Onvoldoende informatie

De bank is een onderzoek gestart naar de financiële handel en wandel van de eisers en hun vennootschap, naar aanleiding van media-berichten over een politie-inval in het hotel dat door de eisers wordt geëxploiteerd. De eisers hebben gereageerd op de gestelde vragen, maar de bank vond de antwoorden op bepaalde herhaaldelijk gestelde vragen onbevredigend. Deze vragen betroffen onder andere de herkomst van middelen op de rekening, waardestijging van het hotel, transacties naar Turkije en Iran, ongedocumenteerde leningen en beleggingen in Iran. De eisers hebben geen afdoende onderbouwing gegeven voor deze zaken. Hierdoor kon de bank niet controleren wat de beleggingsobjecten waren en of de middelen legaal waren.

Bank handelde rechtmatig

De rechter oordeelt dat de bank gerechtvaardigd heeft gehandeld en dat er geen sprake is van onrechtmatige opzegging. De gestelde problemen en benadeling door de eisers als gevolg van de beëindiging van de relatie zijn weliswaar reëel, maar dit rechtvaardigt niet dat de bank de relatie voortzet. Bovendien hebben de eisers nog andere bankrekeningen waar ze gebruik van kunnen maken. Daarom worden de vorderingen van de eisers afgewezen, inclusief de opname van hun persoonsgegevens op de CAAML-lijst.

Rechtbank Amsterdam (kort geding), 10 mei 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:2963