ING moet bankrelatie met trustkantoor voortzetten ondanks eigen WWFT-risicobeleid

WWFT-Risicobeleid niet zwaarwegend genoeg voor beëindiging bankrelatie

ING mag de bankrelatie met een trustkantoor voorlopig niet beëindigen van de rechter in kort geding. Het belang van de bank om het aan de trustsector klevende, maar nog niet gematerialiseerde aansprakelijkheidsrisico op basis van nieuw beleid buiten de deur te houden, weegt niet zwaarder dan het belang van het trustkantoor om middels een bankrekening deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk verkeer.

Een bv met een vergunning overeenkomstig de Wet toezicht trustkantoren trad als trustkantoor op als statutair bestuurder van vennootschappen en/of verleende domicilie zonder statutair bestuurder te zijn. Sinds 2004 had de bv bij ING een zakelijke bankrekening, waarmee ze kon deelnemen aan het betalingsverkeer. De ING zegde de overeenkomst met de bv op, met als motivering dat het niet langer in het beleid van ING paste om zich in te laten met de trustsector op basis van de huidige maatschappelijke discussie omtrent die sector en de daarmee verbonden aansprakelijkheidsrisico’s. De bv maakte bezwaar tegen de opzegging en vroeg om toelichting, waarop ING extra uitstel verleende aan de bv om een andere bank te vinden.

Kort geding: voortzetting bankrelatie

Daarop vorderde de bv in kort geding dat de ING haar dienstverlening voortzette. De rechter in kort geding besliste in tussenvonnis dat ING haar dienstverlening moest blijven verlenen tot twee maanden na datum van het eindvonnis in de bodemprocedure.

Trustkantoor niet trustworthy?

In de bodemprocedure vorderde de bv voortzetting van de dienstverlening door ING op basis van haar zorgplicht die belet om de bankrekening op te zeggen. Het belang voor de bv om over een bankrekening te beschikken woog volgens de bv zwaarder dan het belang van ING om de relatie te beëindigen. ING stelde daartegenover dat van haar als bank gezien haar wettelijke verplichting uit de WWFT om integere bedrijfsvoering te waarborgen en betrokkenheid bij financieel-economische criminaliteit te voorkomen niet kon worden verlangd om de bankrelatie in stand te houden met een klein trustkantoor waaraan hogere aansprakelijkheidsrisico’s kleven.

Beleidsmatige keuze versus noodzaak bankrekening

De rechtbank oordeelde dat het een bank vrij stond haar beleid met betrekking tot het accepteren en behouden van cliënten te wijzigen, maar de wens van ING om aansprakelijkheidsrisico’s uit te sluiten moest afgewogen worden tegen de belangen van de bv. De rechtbank was van oordeel dat het belang van de bv bij voortzetting van de bankrelatie zwaarder woog dan het belang van ING bij beëindiging daarvan. Beëindiging van de relatie zou er immers toe leiden dat de kans groot was dat de bv haar onderneming niet meer kon voortzetten, terwijl er geen concrete aanwijzingen bestonden dat juist de bv een integriteitsrisico vormde voor ING. Het belang van ING bij beëindiging van de bankrelatie was op dit moment dan ook relatief beperkt.

Geen termijn

De rechtbank oordeelde echter ook dat in de toekomst het belang van ING om de bankrelatie te beëindigen zwaarder zou kunnen gaan wegen en kon daarom geen termijn verbinden aan de voortzetting van de bankrelatie.

Rechtbank Amsterdam (Kort Geding), 5 januari 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:42 (publicatie 20 januari 2022)