Accountant had WWFT-melding moeten doen

Accountant had vermoeden van beleggingsfraude

Een accountant dient een transactie te melden, zodra sprake is van een ongebruikelijke transactie. Doet hij dat niet dan kan hij een berisping krijgen of zelfs een (tijdelijke) doorhaling in het accountantsregister. Een klacht kan echter niet tweemaal ter beoordeling worden voorgelegd (ne bis in idem). Zo ondervond een vijftal door fraude gedupeerde investeerders in onderhavige tuchtzaak.

Een Accountant-Administratieconsulent (hierna: AA) gaf op 2 november 2014 de samenstellingsopdracht voor de jaarrekening en alle andere opdrachten terug aan zijn cliënt. Op 3 mei 2014 wees hij de cliënt er op dat hij steeds maar niet de voor de jaarrekening benodigde informatie ontving, zoals leningsovereenkomsten en businessplannen. De AA wees de cliënt daarbij op de kwestieuze praktijk van cliënt om obligatieleningen aan te trekken om daarmee aan financiële verplichtingen en (belasting)schulden te voldoen zonder zelf voldoende renderende activiteiten te ontplooien. In het najaar van 2015 werd de cliënt failliet verklaard en een viertal door de cliënt gedupeerde investeerders diende een klacht in tegen de AA bij de accountantskamer, de tuchtrechter voor accountants.

Niet-naleven van de WWFT-meldingsplicht bij ongebruikelijke transacties

De accountantskamer was het met de investeerders eens dat een WWFT-melding van de op 3 mei 2014 genoemde ongebruikelijke transacties op zijn weg had gelegen. Op het moment dat de AA in zijn brief van 3 mei 2013 wees op en informatie vroeg over de ongebruikelijke transacties had hij ingevolge artikel 16 WWFT deze transacties moeten melden bij de Financial Intelligence Unit. De AA verklaarde dat hij een vermoeden had van zogenoemde Ponzifraude. De AA kreeg een berisping. In hoger beroep bevestigde het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBB) de beslissing van de tuchtrechter. In de tussentijd legden de vier investeerders wederom, maar dan tezamen met een vijfde investeerder een zelfde klacht neer tegen de AA bij de tuchtrechter.

Ne bis in idem

De accountantskamer verklaarde de vier investeerders niet-ontvankelijk voor zover zij over hetzelfde feit klaagden, omdat de AA reeds was veroordeeld voor hetzelfde feit. Op basis van het ne bis in idem-beginsel kan dezelfde klacht niet tweemaal ter beoordeling aan een (tucht)rechter worden voorgelegd. Voor zover er geen sprake was niet-ontvankelijkheid achtte de tuchtrechter de grieven gegrond en paste als maatregel de berisping toe. De accountantskamer gaf overigens aan dat de AA een tijdelijke doorhaling in het accountantsregister ontliep, omdat de tweede klacht volgde toen al een berisping was opgelegd. De nieuwe vijfde klager werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard, maar om een andere reden: hij had bij beoordeling van zijn klacht geen of onvoldoende procesbelang.

CBB overrulet accountantskamer

De vijf investeerders gaan in hoger beroep tegen de beslissing van de accountantskamer bij het CBB. Zij vinden een berisping niet genoeg en willen een zwaardere maatregel. CBB is het met de accountantskamer eens dat de klagers – dus ook de nieuwe klager – geen belang hebben bij de klacht, omdat ten aanzien van het feit reeds een onaantastbaar juridisch oordeel is gegeven. Er is sprake van niet-ontvankelijkheid op grond van het ne bis in idembeginsel. Het oordeel van de accountantskamer over het ontbrekende procesbelang bij de nieuwe klager valt echter niet goed bij het CBB. De nieuwe klager is namelijk volgens het CBB weliswaar niet-ontvankelijk, maar om een andere reden: het ne bis in idembeginsel. Het CBB verklaart het beroep ongegrond.

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 12 januari 2021 ECLI:NL:CBB:2021:8