A-G Pitruzzella (EU-Hof van Justitie): Vrije toegang tot UBO-register niet in strijd met recht op eerbiediging van het privéleven

EU Anti-witwasrichtlijn

‘Mogelijkheid voor Lid-staten om aanvullende gegevens te eisen is niet juist’

In een Luxemburgse zaak concludeert Advocaat-Generaal Pitruzzella dat de door de Anti-witwasrichtlijn ingevoerde regeling van openbare toegang tot het UBO-register niet leidt tot een onevenredige inmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven en op de bescherming van persoonsgegevens, gegarandeerd door de artikelen 7 en 8 van het Handvest. Wel is hij van mening dat de richtlijn ongeldig is op het punt waarop Lid-staten de vrijheid krijgen aanvullende gegevens te eisen voor het UBO-register, die niet in de Anti-witwasrichtlijn zijn gedefinieerd.

De conclusie van Pitruzzella is gebaseerd op vier overwegingen:

  • de vrij beperkte aard en omvang van de gegevens die voor het grote publiek beschikbaar zijn;
  • de bestaande relatie tussen de betrokkenen, namelijk de uiteindelijk gerechtigden, en het doel van de gegevensverwerking, namelijk het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering;
  • het bestaan ​​van een systeem van afwijkingen dat is ingevoerd door de antiwitwasrichtlijn om een ​​evenredige en evenwichtige benadering te waarborgen en de eerbiediging van de grondrechten te garanderen; en
  • de bepaling voor de toepassing van de AVG op de verwerking van persoonsgegevens die plaatsvinden in het kader van deze regeling.

Luxemburgs UBO-register

Bij een Luxemburgse rechtbank zijn twee zaken aangespannen door uiteindelijk gerechtigden van Luxemburgse vennootschappen die hebben verzocht om de toegang van het grote publiek tot informatie over hen te beperken. De twee uiteindelijk gerechtigden stellen met name dat de openbaarmaking van dergelijke informatie een onevenredig risico inhoudt dat hun grondrechten worden geschonden. Het Luxemburgse handelsregister (LBR) ontkende hun beweringen. In het kader van deze twee zaken heeft de Luxemburgse rechter een reeks vragen aan het Hof van Justitie voorgelegd met betrekking tot de geldigheid en interpretatie van sommige bepalingen van de Anti-witwasrichtlijn in het licht van de grondrechten, de eerbiediging van het privé- en gezinsleven leven en de bescherming van persoonsgegevens, respectievelijk verankerd in de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (‘Handvest’).

‘Inbreuk op grondrechten niet van bijzonder ernstige aard’

A-G Pitruzzella is in de eerste plaats van mening dat de verstrekking en openbaarmaking aan het publiek, van gegevens die de identificatie van uiteindelijk gerechtigden mogelijk maken, evenals de toegang van het publiek tot deze gegevens ongetwijfeld een inbreuk op de fundamentele rechten die door het Handvest worden gegarandeerd, maar dat die niet van bijzonder ernstige aard zijn. Gezien hun omvang en hun aard maken de voor het grote publiek toegankelijke gegevens op zich immers niet het mogelijk om bijzonder nauwkeurige conclusies te trekken over het privéleven van de betrokken personen en hebben ze dus geen directe en sterke invloed op de intimiteit van hun privéleven.

Reikwijdte beperking grondrechten voldoende duidelijk

De advocaat-generaal wijst erop dat de Anti-witwasrichtlijn zelf op duidelijke en nauwkeurige wijze de reikwijdte van de beperking van de betrokken grondrechten alleen definieert met betrekking tot gegevens die voor het grote publiek toegankelijk zijn, zoals nauwkeurig bepaald in de lijst in Artikel 30, lid 5, tweede alinea, van de Anti-witwasrichtlijn.

Tekst artikel 30 lid 5 Anti-witwasrichtlijn:

…..

  1. c) elk lid van de bevolking.

De onder c) bedoelde personen krijgen toegang tot ten minste de naam, de geboortemaand en het geboortejaar, de woonstaat en de nationaliteit van de uiteindelijk begunstigde, alsmede tot de aard en omvang van het door de uiteindelijk begunstigde gehouden economische belang.

…..

AG: Lidstaten mogen niet zelf aanvullende gegevens eisen voor UBO-register

Anderzijds voldoet volgens de A-G de bepaling van de mogelijkheid voor de lidstaten om aanvullende gegevens voor het grote publiek beschikbaar te stellen, die niet nauwkeurig zijn gedefinieerd of bepaalbaar zijn, niet aan deze voorwaarde. De advocaat-generaal is dan ook van oordeel dat de antiwitwasrichtlijn in dit opzicht ongeldig is.

Tekst artikel 30 lid 5 Anti-witwasrichtlijn:

…..

De lidstaten kunnen onder in het nationale recht vast te stellen voorwaarden toegang verlenen tot aanvullende informatie aan de hand waarvan de uiteindelijk begunstigde kan worden geïdentificeerd. Die aanvullende informatie omvat ten minste de geboortedatum of de contactgegevens, overeenkomstig de regels inzake gegevensbescherming.

Cour de Justice de l’Union Européenne, Communique de presse n° 12/22, Luxembourg, 2 januari 2022

Conclusions de l’Avocat Général m. Giovanni Pitruzzella, affaires jointes c‑37/20 et c‑601/20, 20 januari 2022